Inhoud
Motorische stereotypieën (ook wel stereotiepe bewegingsstoornis genoemd) zijn ritmische, vaste bewegingen die geen doel lijken te hebben, maar voorspelbaar zijn qua patroon en locatie op het lichaam.
Deze bewegingen zijn onvrijwillig en duren meestal seconden tot minuten, komen meerdere keren per dag voor en gaan gepaard met perioden van verdoving, opwinding, stress, vermoeidheid of verveling. Afleveringen stoppen wanneer de persoon wordt afgeleid. Soms worden ze verkeerd gediagnosticeerd als obsessief-compulsieve stoornissen of tics.
Soorten motorische stereotypen
Gemeenschappelijk: Deze categorie is niet goed gedefinieerd en er kan overlap zijn met veel voorkomende gewoonten bij kinderen. Typische motorische stereotypieën kunnen activiteiten zijn zoals duimzuigen, nagel- of lipbijten, haardraaien, schommelen van het lichaam, zelfbijten, tanden op elkaar klemmen of knarsen en hoofd bonzen. Deze gedragingen verdwijnen meestal in de kindertijd, maar sommige kunnen ook in de jonge volwassenheid blijven bestaan.
Hoofd knikken: Kinderen met dit soort motorische stereotypie knikken met hun hoofd heen en weer (alsof ze “nee” aangeven), op en neer (“ja”) of schouder aan schouder. Het knikken gaat soms gepaard met omhoog gerichte oogafwijkingen of bewegingen van de handen of voeten.
Complexe motorische stereotypieën (CMS): Deze bewegingen omvatten hand- of armflap of zwaaien, wiebelende vingers voor het gezicht, draaien of openen en sluiten van de handen en wiebelen met de vingers. Over het algemeen zal een kind de beweging gelijktijdig bilateraal uitvoeren (zowel rechts als links). Bewegingen gaan vaak gepaard met het openen van de mond of het vasthouden van het hoofd en worden vaak uitgevoerd tijdens het ijsberen of hoppen. CMS verschijnt meestal in de eerste drie jaar van het leven van een kind en blijft vaak bestaan. Hoewel primaire motorische stereotypieën veel voorkomen, is de oorzaak onbekend.
Behandeling voor motorische stereotypen
Kinderen met primaire complexe motorische stereotypieën minimaliseren vaak de impact van symptomen op hun kwaliteit van leven; er zijn echter overkoepelende zorgen over sociale stigmatisering, verstoring van de klas en inmenging in academische activiteiten.
Behandeling met medicatie is waarschijnlijk niet effectief, maar gedragstherapie kan nuttig zijn. Onderzoek heeft aangetoond dat op een therapeut gebaseerde training met een combinatie van bewustzijn en differentiële versterking van ander gedrag succesvol kan zijn bij het verminderen van bewegingen.
Andere onderzoeken hebben aangetoond dat de meest effectieve benadering een instructie-dvd gebruikt als een thuisgebaseerde, door ouders toegediende gedragstherapie met ondersteuning van een therapeut.